De tijd kruipt soms voorbij maar meestal lijkt de tijd toch voorbij te vliegen. Dit jaar bestaat onze boerderij 110 jaar. Mooi moment om even in de geschiedenis van de boerderij te verdiepen.
De tijd lijkt op de boerderij vaak voorbij te kruipen, bijvoorbeeld wanneer je de koeien net voor een bui thuis wilt hebben, maar zij daar maling aan hebben. Op andere momenten lijkt de tijd juist weer te vliegen.
Dat laatste is het geval wanneer we terug kijken op de geschiedenis van onze boerderij. Onder de boerderijen is de onze een jonkie, slecht 110 jaar geleden liet Arie Gravesteyn zich op Oude Leedeweg 25 inschrijven bij de kamer van koophandel. Onze overgrootvader dus, grootvader Dirk volgde hem op, hij gaf het stokje over aan Hans en Arie. Nu zitten wij als vierde generatie al weer even aan het roer en de 5e generatie helpt maar al te graag al mee.
In die 110 jaar is veel veranderd, we hebben achter de boerderij drie percelen van 1 ha. We noemen ze nog steeds 1e, 2e en 3e land. In 1914 waren namelijk niet meer nummers nodig, die 3 hectare was het hele bedrijf. Inmiddels liggen alleen achter de boerderij al 10 percelen, en zullen het totaal nu ongeveer 40 percelen van totaal 80 hectare zijn die we in 2024 in gebruik hebben. Echter 4e land is er nooit gekomen doordat het tot 2012 duurde voordat de percelen naast 1e en 3e land in onze handen kwamen en je gaat een perceel dat een kilometer verderop ligt niet doornummeren. Vandaar dat we onze andere percelen vaak de naam van de verkoper mee gaven.
Vanaf 1914 werd wat bijverdiend met het uitventen van zuivel. In het begin met de hondenkar, later met paard en wagen. Nu heet dat een neventak middels verkoop van streekproducten via de korte keten. Pas in 2019 is deze neventak gestopt. En een hondenkar, daar zit de hond nu prins heerlijk in plaats van de kar zelf te trekken.
Als boer heb je eigenlijk aan 1 leven niet genoeg om je levenswerk, de boerderij op te bouwen. Je pakt het stokje over waar je ouders het hebben over gegeven en hoopt dat je kinderen na jou ook weer zin hebben om dat stokje van de grond te pakken. Vier generaties, 110 jaar lijkt lang maar het vloog voorbij en in de tijdlijn van de polders is het ook maar een rimpeling. Die polders waar wij in werken, de Zuid polder van Delfgauw en de polder Oude Leede zijn trouwens in hun huidige vorm niet veel ouder dan die 110 jaar. In de 17e eeuw waren deze polders namelijk via open mijnbouw afgegraven om het veen als turf/brandstof te verkopen. Dat was ruim voor de vorige energie transitie. Alleen doordat men op een gegeven moment ruim vijf meter onder NAP was beland ontstonden er hier in de buurt verschillende binnenmeren.
Het moet een armoedige tijd geweest zijn, de inkomsten uit de mijnbouw/turfwinning waren weggevallen. De boeren konden na 100 jaar turfwinnen niet terug naar vee houden want het land was water geworden. Hier en daar was nog een droog stukje dijk te vinden. Die droge hogere delen hadden te lijden van wind en water waarbij de golven van de binnenmeren zorgden voor terreinwinst ten gunste van het water.
Het was pas rond 1850 dat men begon extra molens te bouwen om de binnen meren droog te pompen. Het nieuw gewonnen land werd door “De Polder” , het hoogheemraadschap uitgegeven aan de ingelanden. Pas halverwege de 20e eeuw begon men de weilanden te verkopen aan de ingelanden. Voor 1914 was de familie ook al betrokken bij de polder Oude Leede, Dirk Gravesteyn, de vader van Arie die in 1914 naar nr 25 verhuisde was namelijk sinds 1870 molenaar op molen De Valk, deze staat nog steeds langs de Molenweg in Berkel en Rodenrijs.
Veel mensen zullen denken dat ze naar een eeuwenoud landschap kijken wanneer ze door Oude Leede rijden, in werkelijkheid heeft dit uiterlijk dus pas sinds 1870 vorm gekregen.